Inkomstenbelasting
Tarieven box 1
In de inkomstenbelasting zal per 2021 een tariefsysteem voor inkomen uit werk en wonen komen met slechts twee schijven. In 2019 en 2020 zijn er nog vier schijven. De tarieven zullen stapsgewijs verlaagd worden.
Voor 2019 zijn de tarieven:
Schijf | Tarief | |
Eerste schijf | € 0 – € 20.384 | 9,40% (incl. premieheffing 36,65%) |
Tweede schijf | € 20.384 – € 34.300 | 10,45% (incl. premieheffing 38,10%) |
Derde schijf | € 34.300 – € 68.507 | 38,10% |
Vierde schijf | € 68.507 en meer | 51,75% |
Voor 2020 zijn de tarieven:
Schijflengte | Tarief | |
Eerste schijf | € 0 – € 20.751 | 9,40% (incl. premieheffing 37,05%) |
Tweede schijf | € 20.751 – € 34.764 | 10,15% (incl. premieheffing 37,80%) |
Derde schijf | € 34.764 – € 68.507 | 37,80% |
Vierde schijf | € 68.507 en meer | 50,50% |
Voor 2021 zijn de tarieven:
Schijf | Tarief | |
Eerste schijf | €0 – € 68.507 | 37,05% |
Tweede schijf | € 68.507 en meer | 49,50% |
Afbouw ondernemersaftrek box 1
De ondernemersaftrek bestaat uit de zelfstandigenaftrek, de aftrek voor speur- en ontwikkelingswerk, de meewerkaftrek, de startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid en de stakingsaftrek. Vanaf 1 januari 2020 zullen deze aftrekposten jaarlijks worden afgebouwd. In 2023 zijn zij slechts aftrekbaar tegen het tarief van de eerste schijf.
Dit ziet er als volgt uit:
Maximale aftrek in de tweede schijf | |
2019 | 49% |
2020 | 46% |
2021 | 43% |
2022 | 40% |
2023 | 37,05% |
MKB-winstvrijstelling
Tevens wordt het aftrektarief van de MKB-winstvrijstelling afgebouwd. Het aftrektarief geldt als het gezamenlijke winstbedrag verminderd met de ondernemersaftrek positief is.
Dit ziet er als volgt uit:
Maximale aftrek in de tweede schijf | |
2019 | 51,75% |
2020 | 46% |
2021 | 43% |
2022 | 40% |
2023 | 37,05% |
Verhoging tarief box 2 (aanmerkelijk belang)
De heffing geldt voor de directeur-grootaandeelhouder (dga) met een aanmerkelijk belang (een belang van 5% of meer). Het huidige tarief in box 2 is 25%. Door de wijzigingen van de tarieven van de vennootschapsbelasting is het voorstel dit tarief met ingang van 2020 te verhogen. Deze stapsgewijze verhoging van het tarief ziet er als volgt uit.
Jaar | Tarief |
2018 | 25% |
2019 | 25% |
2020 | 26,25% |
2021 | 26,9% |
Verliesverrekening box 2
De voorwaartse verrekening van verliezen in box 2 wordt verkort van negen naar zes jaar.
Rekening-courant dga’s
In de miljoenennota wordt een fiscale maatregel aangekondigd die pas in 2022 in zou moeten gaan, maar voor veel dga’s al van belang kan zijn. Het gaat om het fiscaal beperken van rekening-courantschulden van dga’s. Om belastinguitstel te ontmoedigen zou een rekening-courantschuld die meer bedraagt dan € 500.000 worden belast in box 2 als dividenduitkering. In de op Prinsjesdag gepubliceerde wetsvoorstellen zijn hierover echter geen concrete bepalingen opgenomen.
Voor bestaande eigenwoningschulden aan de eigen vennootschap wordt een overgangsmaatregel getroffen. Voor andere schulden dan eigenwoningschulden wordt geen overgangsmaatregel getroffen. De dga heeft drie jaar de gelegenheid om de schuld aan zijn vennootschap terug te brengen tot maximaal € 500.000. Dit zou kunnen door middel van een dividenduitkering.
Vennootschapsbelasting
Verlaging tarief vennootschapsbelasting
Het tarief van de vennootschapsbelasting wordt stapsgewijs verlaagd. Het bedrag van € 200.000 waarvoor het lagere tarief geldt blijft gelijk. De percentages zien er als volgt uit.
Jaar | Belastbaar bedrag | Tarief | Belastbaar bedrag | Tarief |
2018 | €0 – € 200.000 | 20,0% | > € 200.000 | 25,0% |
2019 | €0 – € 200.000 | 19,0% | > € 200.000 | 24,3% |
2020 | €0 – € 200.000 | 17,5% | > € 200.000 | 23,9% |
2021 | €0 – € 200.000 | 16,0% | > € 200.000 | 22,25% |
Verliesverrekeningstermijn
De voorwaartse verliesverrekening in de vennootschapsbelasting wordt beperkt van negen tot zes jaar. De achterwaartse verliesverrekening blijft hetzelfde, namelijk één jaar. Wel blijven de verliezen geleden vóór 2019 negen jaar verrekenbaar.
NB: voor de inkomstenbelasting blijven de termijnen voor verliesverrekening ongewijzigd (drie jaar achterwaartse en negen jaar voorwaartse verliesverrekening).
Houdsterverliezen
Op dit moment zijn verliezen van houdster- en financieringsmaatschappijen slechts verrekenbaar met winsten uit dergelijke activiteiten. Deze beperking komt te vervallen.
Beperking afschrijving gebouwen
Sinds 1 januari 2007 kunnen gebouwen worden afgeschreven tot ten hoogste de bodemwaarde. De bodemwaarde van een beleggingspand (een pand dat ter beschikking wordt gesteld aan derden) is 100% van de WOZ-waarde. Voor een gebouw in eigen gebruik mag worden afgeschreven tot de bodemwaarde (50% van de WOZ-waarde). Met ingang van 1 januari 2019 zal ook bij deze gebouwen de afschrijving beperkt worden tot 100% van de WOZ-waarde.
NB: Voor ondernemers in de inkomstenbelasting blijft afschrijving voor gebouwen in eigen gebruik mogelijk tot 50% van de WOZ-waarde.
Omzetbelasting
Lage btw-tarief naar 9 procent
Vanaf 1 januari 2019 wordt het lage btw-tarief verhoogd van 6 naar 9 procent. Zaken zoals voedingsmiddelen, musea, kappers, medicijnen, hotels, bioscopen etc duurder. Voor boeken is een overgangsmaatregel getroffen.
Kleine ondernemersregeling
De kleine ondernemersregeling (KOR) wordt per 1 januari 2020 aangepast. Ondernemers die in Nederland gevestigd zijn met minder dan 20.000 euro omzet kunnen kiezen voor een btw-vrijstelling. Alle administratieve verplichtingen vervallen hiermee (ook de aangifteverplichting). Dit betekent dat er ook geen btw in aftrek gebracht kan worden.
E-commerce
Op dit moment is het zo dat op digitale diensten de factureringsregels van het land van de dienstverrichter van toepassing zijn. Ondernemers die beperkt digitale diensten aanbieden aan particulieren in andere lidstaten, hebben de mogelijkheid het btw-tarief van hun eigen land aan te houden. In 2021 worden er nadere wijzigingen geïntroduceerd op deze diensten.
Dividendbelasting en bronbelasting
Afschaffing dividendbelasting en invoering bronbelasting over dividenden uit zeer laag belaste landen
Per 2020 wordt de dividendbelasting afgeschaft. Om misbruik te voorkomen wordt op hetzelfde moment een bronheffing ingevoerd op dividenden in misbruiksituaties en naar landen met geen of een laag winstbelastingtarief (lager dan 7 procent).
Het tarief van de bronbelasting is gelijk aan het hoogste tarief van de vennootschapsbelasting: in 2020 is dit 23,9% (2021: 22,25%). De bronbelasting zal slechts van toepassing zijn op uitkeringen aan lichamen (dus niet: particulieren) die een kwalificerend belang hebben in het uitkerende lichaam.
Invoering bronheffing op rente en royalty’s
Per 2021 wordt er een bronbelasting ingevoerd op rente en royalty’s. Dit geldt alleen in misbruiksituaties en naar landen met geen of een zeer laag winstbelastingtarief. Voor de bronbelasting op rente en royalty’s zal pas in 2019 een wetsvoorstel worden ingediend.